Welcome to the 2000 Core Dutch Words and Phrases video series!
Each lesson will help you learn new words, practice, and review what you’ve learned.
Ok! Let’s get started! First is…
WORD 1
(NORMAL SPEED)
graven
(NORMAL SPEED)
“dig”
(NORMAL SPEED)
graven
(SLOW)
graven
(NORMAL SPEED)
“dig”
(NORMAL SPEED)
een gat graven
(NORMAL SPEED)
“dig a hole”
(SLOW)
een gat graven
WORD 2
(NORMAL SPEED)
duwen
(NORMAL SPEED)
“push”
(NORMAL SPEED)
duwen
(SLOW)
duwen
(NORMAL SPEED)
“push”
(NORMAL SPEED)
De man duwt de auto.
(NORMAL SPEED)
“The man is pushing the car.”
(SLOW)
De man duwt de auto.
WORD 3
(NORMAL SPEED)
beklimmen
(NORMAL SPEED)
“climb”
(NORMAL SPEED)
beklimmen
(SLOW)
beklimmen
(NORMAL SPEED)
“climb”
(NORMAL SPEED)
De vrouw is de voorkant van de klif aan het beklimmen.
(NORMAL SPEED)
“The woman is climbing the face of the cliff.”
(SLOW)
De vrouw is de voorkant van de klif aan het beklimmen.
WORD 4
(NORMAL SPEED)
hoofd schudden
(NORMAL SPEED)
“shake one’s head”
(NORMAL SPEED)
hoofd schudden
(SLOW)
hoofd schudden
(NORMAL SPEED)
“shake one’s head”
(NORMAL SPEED)
De vrouw is haar hoofd aan het schudden.
(NORMAL SPEED)
“The woman is shaking her head.”
(SLOW)
De vrouw is haar hoofd aan het schudden.
WORD 5
(NORMAL SPEED)
draaien
(NORMAL SPEED)
“twist”
(NORMAL SPEED)
draaien
(SLOW)
draaien
(NORMAL SPEED)
“twist”
(NORMAL SPEED)
De tornado draait rond over de prairie.
(NORMAL SPEED)
“The tornado is twisting across the prairie.”
(SLOW)
De tornado draait rond over de prairie.
WORD 6
(NORMAL SPEED)
vangen
(NORMAL SPEED)
“catch”
(NORMAL SPEED)
vangen
(SLOW)
vangen
(NORMAL SPEED)
“catch”
(NORMAL SPEED)
een voetbal vangen
(NORMAL SPEED)
“catch a football”
(SLOW)
een voetbal vangen
WORD 7
(NORMAL SPEED)
bouw
(NORMAL SPEED)
“build”
(NORMAL SPEED)
bouw
(SLOW)
bouw
(NORMAL SPEED)
“build”
(NORMAL SPEED)
Hij is 1.83m en heeft een stevige bouw.
(NORMAL SPEED)
“He is six-feet and has a big build.”
(SLOW)
Hij is 1.83m en heeft een stevige bouw.
WORD 8
(NORMAL SPEED)
gezond
(NORMAL SPEED)
“healthy”
(NORMAL SPEED)
gezond
(SLOW)
gezond
(NORMAL SPEED)
“healthy”
(NORMAL SPEED)
Als je normaal eet heb je een gezond lichaam.
(NORMAL SPEED)
“If you eat properly you will have a healthy body.”
(SLOW)
Als je normaal eet heb je een gezond lichaam.
WORD 9
(NORMAL SPEED)
mager
(NORMAL SPEED)
“skinny”
(NORMAL SPEED)
mager
(SLOW)
mager
(NORMAL SPEED)
“skinny”
(NORMAL SPEED)
De man is mager.
(NORMAL SPEED)
“The man is skinny.”
(SLOW)
De man is mager.
WORD 10
(NORMAL SPEED)
kort
(NORMAL SPEED)
“short”
(NORMAL SPEED)
kort
(SLOW)
kort
(NORMAL SPEED)
“short”
(NORMAL SPEED)
kort haar
(NORMAL SPEED)
“short hair”
(SLOW)
kort haar
PRACTICE/REVIEW
Let’s review. Respond to the prompts by speaking aloud. First, you will hear a word or phrase in English. Respond in Dutch, then repeat after me, focusing on pronunciation.
Ready?
(Do you remember how to say “dig?” Review 1)
(3)
(2)
(1)
graven
(1)
graven
(And how to say “push?” Review 2)
(3)
(2)
(1)
duwen
(1)
duwen
(What about “climb?” Review 3)
(3)
(2)
(1)
beklimmen
(1)
beklimmen
(Do you remember how to say “shake one’s head?” Review 4)
(3)
(2)
(1)
hoofd schudden
(1)
hoofd schudden
(Let’s try “twist!” Review 5)
(3)
(2)
(1)
draaien
(1)
draaien
(What about “catch?” Review 6)
(3)
(2)
(1)
vangen
(1)
vangen
(Now, let’s see if you remember how to say “build!” Review 7)
(3)
(2)
(1)
bouw
(1)
bouw
(Another one! What about “healthy?” Review 8)
(3)
(2)
(1)
gezond
(1)
gezond
(Do you remember how to say “skinny?” Review 9)
(3)
(2)
(1)
mager
(1)
mager
(And finally, do you remember how to say “short?” Review 10)
Welcome to the 2000 Core Dutch Words and Phrases video series!
Each lesson will help you learn new words, practice, and review what you’ve learned.
Ok! Let’s get started! First is…
WORD 1
(NORMAL SPEED)
hoofdkelner
(NORMAL SPEED)
“maitre d’”
(NORMAL SPEED)
hoofdkelner
(SLOW)
hoofdkelner
(NORMAL SPEED)
“maitre d’”
(NORMAL SPEED)
De hoofdkelner bepaalt wie er binnenkomt en wie waar gaat zitten.
(NORMAL SPEED)
“The maitre’ d controls who gets in and who sits where.”
(SLOW)
De hoofdkelner bepaalt wie er binnenkomt en wie waar gaat zitten.
WORD 2
(NORMAL SPEED)
zelfbediening
(NORMAL SPEED)
“self-service”
(NORMAL SPEED)
zelfbediening
(SLOW)
zelfbediening
(NORMAL SPEED)
“self-service”
(NORMAL SPEED)
zelfbedieningsrestaurant
(NORMAL SPEED)
“self-service restaurant”
(SLOW)
zelfbedieningsrestaurant
WORD 3
(NORMAL SPEED)
kan water
(NORMAL SPEED)
“pitcher of water”
(NORMAL SPEED)
kan water
(SLOW)
kan water
(NORMAL SPEED)
“pitcher of water”
(NORMAL SPEED)
Ik vroeg om een kan water in plaats van individuele drankjes.
(NORMAL SPEED)
“I asked for a pitcher of water instead of individual drinks.”
(SLOW)
Ik vroeg om een kan water in plaats van individuele drankjes.
WORD 4
(NORMAL SPEED)
eten bestellen
(NORMAL SPEED)
“order food”
(NORMAL SPEED)
eten bestellen
(SLOW)
eten bestellen
(NORMAL SPEED)
“order food”
(NORMAL SPEED)
De vrouw is eten aan het bestellen.
(NORMAL SPEED)
“The woman is ordering food.”
(SLOW)
De vrouw is eten aan het bestellen.
WORD 5
(NORMAL SPEED)
westers eten
(NORMAL SPEED)
“Western food”
(NORMAL SPEED)
westers eten
(SLOW)
westers eten
(NORMAL SPEED)
“Western food”
(NORMAL SPEED)
Restaurant met westers eten.
(NORMAL SPEED)
“western food restaurant”
(SLOW)
Restaurant met westers eten.
WORD 6
(NORMAL SPEED)
Italiaans eten
(NORMAL SPEED)
“Italian food”
(NORMAL SPEED)
Italiaans eten
(SLOW)
Italiaans eten
(NORMAL SPEED)
“Italian food”
(NORMAL SPEED)
Hij wil Chinees eten en zij wil Italiaans.
(NORMAL SPEED)
“He wants Chinese food, but she wants Italian.”
(SLOW)
Hij wil Chinees eten en zij wil Italiaans.
WORD 7
(NORMAL SPEED)
Chinees eten
(NORMAL SPEED)
“Chinese food”
(NORMAL SPEED)
Chinees eten
(SLOW)
Chinees eten
(NORMAL SPEED)
“Chinese food”
(NORMAL SPEED)
Chinees eten is heerlijk.
(NORMAL SPEED)
“Chinese food is delicious!”
(SLOW)
Chinees eten is heerlijk.
WORD 8
(NORMAL SPEED)
etnisch eten
(NORMAL SPEED)
“ethnic food”
(NORMAL SPEED)
etnisch eten
(SLOW)
etnisch eten
(NORMAL SPEED)
“ethnic food”
(NORMAL SPEED)
Het leukste van reizen is de toegang tot een brede keus aan etnisch eten.
(NORMAL SPEED)
“The best part of traveling is the access to a wide range of ethnic food.”
(SLOW)
Het leukste van reizen is de toegang tot een brede keus aan etnisch eten.
WORD 9
(NORMAL SPEED)
garnaal
(NORMAL SPEED)
“shrimp”
(NORMAL SPEED)
garnaal
(SLOW)
garnaal
(NORMAL SPEED)
“shrimp”
(NORMAL SPEED)
Ik ben allergisch voor garnalen.
(NORMAL SPEED)
“I’m allergic to shrimp.”
(SLOW)
Ik ben allergisch voor garnalen.
WORD 10
(NORMAL SPEED)
zalm
(NORMAL SPEED)
“salmon”
(NORMAL SPEED)
zalm
(SLOW)
zalm
(NORMAL SPEED)
“salmon”
(NORMAL SPEED)
Schelpen, zalm, garnalen, kreeften en inktvis zijn allemaal zeevruchten.
(NORMAL SPEED)
“Clams, salmon, shrimp, lobsters, and squid are all seafood.”
(SLOW)
Schelpen, zalm, garnalen, kreeften en inktvis zijn allemaal zeevruchten.
PRACTICE/REVIEW
Let’s review. Respond to the prompts by speaking aloud. First, you will hear a word or phrase in English. Respond in Dutch, then repeat after me, focusing on pronunciation.
Ready?
(Do you remember how to say “maitre d’?” Review 1)
(3)
(2)
(1)
hoofdkelner
(1)
hoofdkelner
(And how to say “self-service?” Review 2)
(3)
(2)
(1)
zelfbediening
(1)
zelfbediening
(What about “pitcher of water?” Review 3)
(3)
(2)
(1)
kan water
(1)
kan water
(Do you remember how to say “order food?” Review 4)
(3)
(2)
(1)
eten bestellen
(1)
eten bestellen
(Let’s try “Western food!” Review 5)
(3)
(2)
(1)
westers eten
(1)
westers eten
(What about “Italian food?” Review 6)
(3)
(2)
(1)
Italiaans eten
(1)
Italiaans eten
(Now, let’s see if you remember how to say “Chinese food!” Review 7)
(3)
(2)
(1)
Chinees eten
(1)
Chinees eten
(Another one! What about “ethnic food?” Review 8)
(3)
(2)
(1)
etnisch eten
(1)
etnisch eten
(Do you remember how to say “shrimp?” Review 9)
(3)
(2)
(1)
garnaal
(1)
garnaal
(And finally, do you remember how to say “salmon?” Review 10)
Welcome to the 2000 Core Dutch Words and Phrases video series!
Each lesson will help you learn new words, practice, and review what you’ve learned.
Ok! Let’s get started! First is…
WORD 1
(NORMAL SPEED)
wijnglas
(NORMAL SPEED)
“wine glass”
(NORMAL SPEED)
wijnglas
(SLOW)
wijnglas
(NORMAL SPEED)
“wine glass”
(NORMAL SPEED)
wijnglas vol wijn
(NORMAL SPEED)
“wine glass full of wine”
(SLOW)
wijnglas vol wijn
WORD 2
(NORMAL SPEED)
koffiepot
(NORMAL SPEED)
“coffee pot”
(NORMAL SPEED)
koffiepot
(SLOW)
koffiepot
(NORMAL SPEED)
“coffee pot”
(NORMAL SPEED)
De koffiepot zit vol koffie.
(NORMAL SPEED)
“The coffee pot is full of coffee.”
(SLOW)
De koffiepot zit vol koffie.
WORD 3
(NORMAL SPEED)
knolraap
(NORMAL SPEED)
“turnip”
(NORMAL SPEED)
knolraap
(SLOW)
knolraap
(NORMAL SPEED)
“turnip”
(NORMAL SPEED)
De kleinere blaadjes van de knolraap zijn het minst bitter.
(NORMAL SPEED)
“The smaller leaves of turnip greens are the least bitter.”
(SLOW)
De kleinere blaadjes van de knolraap zijn het minst bitter.
WORD 4
(NORMAL SPEED)
ruggengraat
(NORMAL SPEED)
“backbone”
(NORMAL SPEED)
ruggengraat
(SLOW)
ruggengraat
(NORMAL SPEED)
“backbone”
(NORMAL SPEED)
De ruggengraat is opgebouwd uit verschillende kleinere botten.
(NORMAL SPEED)
“The backbone is made up of several smaller bones.”
(SLOW)
De ruggengraat is opgebouwd uit verschillende kleinere botten.
WORD 5
(NORMAL SPEED)
trekken
(NORMAL SPEED)
“pull”
(NORMAL SPEED)
trekken
(SLOW)
trekken
(NORMAL SPEED)
“pull”
(NORMAL SPEED)
De jongen trekt aan een rode wagen met een pompoen erin.
(NORMAL SPEED)
“The boy is pulling a red wagon with a pumpkin inside.”
(SLOW)
De jongen trekt aan een rode wagen met een pompoen erin.
WORD 6
(NORMAL SPEED)
hurken
(NORMAL SPEED)
“squat”
(NORMAL SPEED)
hurken
(SLOW)
hurken
(NORMAL SPEED)
“squat”
(NORMAL SPEED)
neerhurken
(NORMAL SPEED)
“squat down”
(SLOW)
neerhurken
WORD 7
(NORMAL SPEED)
gebaren
(NORMAL SPEED)
“gesture”
(NORMAL SPEED)
gebaren
(SLOW)
gebaren
(NORMAL SPEED)
“gesture”
(NORMAL SPEED)
De mannen gebaren.
(NORMAL SPEED)
“The men are gesturing.”
(SLOW)
De mannen gebaren.
WORD 8
(NORMAL SPEED)
je hand opsteken
(NORMAL SPEED)
“raise one’s hand”
(NORMAL SPEED)
je hand opsteken
(SLOW)
je hand opsteken
(NORMAL SPEED)
“raise one’s hand”
(NORMAL SPEED)
je hand opsteken om een vraag te beantwoorden
(NORMAL SPEED)
“raise one’s hand to answer a question”
(SLOW)
je hand opsteken om een vraag te beantwoorden
WORD 9
(NORMAL SPEED)
optillen
(NORMAL SPEED)
“lift up”
(NORMAL SPEED)
optillen
(SLOW)
optillen
(NORMAL SPEED)
“lift up”
(NORMAL SPEED)
Gebruik je benen en niet je rug bij het optillen van zware dingen.
(NORMAL SPEED)
“Use your legs not your back to lift up heavy items.”
(SLOW)
Gebruik je benen en niet je rug bij het optillen van zware dingen.
WORD 10
(NORMAL SPEED)
hangen
(NORMAL SPEED)
“hang”
(NORMAL SPEED)
hangen
(SLOW)
hangen
(NORMAL SPEED)
“hang”
(NORMAL SPEED)
De vleermuis hangt aan de tak.
(NORMAL SPEED)
“The bat is hanging from the branch.”
(SLOW)
De vleermuis hangt aan de tak.
PRACTICE/REVIEW
Let’s review. Respond to the prompts by speaking aloud. First, you will hear a word or phrase in English. Respond in Dutch, then repeat after me, focusing on pronunciation.
Ready?
(Do you remember how to say “wine glass?” Review 1)
(3)
(2)
(1)
wijnglas
(1)
wijnglas
(And how to say “coffee pot?” Review 2)
(3)
(2)
(1)
koffiepot
(1)
koffiepot
(What about “turnip?” Review 3)
(3)
(2)
(1)
knolraap
(1)
knolraap
(Do you remember how to say “backbone?” Review 4)
(3)
(2)
(1)
ruggengraat
(1)
ruggengraat
(Let’s try “pull!” Review 5)
(3)
(2)
(1)
trekken
(1)
trekken
(What about “squat?” Review 6)
(3)
(2)
(1)
hurken
(1)
hurken
(Now, let’s see if you remember how to say “gesture!” Review 7)
(3)
(2)
(1)
gebaren
(1)
gebaren
(Another one! What about “raise one’s hand?” Review 8)
(3)
(2)
(1)
je hand opsteken
(1)
je hand opsteken
(Do you remember how to say “lift up?” Review 9)
(3)
(2)
(1)
optillen
(1)
optillen
(And finally, do you remember how to say “hang?” Review 10)
Welcome to the 2000 Core Dutch Words and Phrases video series!
Each lesson will help you learn new words, practice, and review what you’ve learned.
Ok! Let’s get started! First is…
WORD 1
(NORMAL SPEED)
tonijn
(NORMAL SPEED)
“tuna”
(NORMAL SPEED)
tonijn
(SLOW)
tonijn
(NORMAL SPEED)
“tuna”
(NORMAL SPEED)
tonijnsalade
(NORMAL SPEED)
“tuna salad”
(SLOW)
tonijnsalade
WORD 2
(NORMAL SPEED)
pollepel
(NORMAL SPEED)
“ladle”
(NORMAL SPEED)
pollepel
(SLOW)
pollepel
(NORMAL SPEED)
“ladle”
(NORMAL SPEED)
Een pollepel is nodig om vruchtenpunch te serveren uit de schaal.
(NORMAL SPEED)
“A ladle is needed to serve fruit punch from the bowl.”
(SLOW)
Een pollepel is nodig om vruchtenpunch te serveren uit de schaal.
WORD 3
(NORMAL SPEED)
tandenstoker
(NORMAL SPEED)
“toothpick”
(NORMAL SPEED)
tandenstoker
(SLOW)
tandenstoker
(NORMAL SPEED)
“toothpick”
(NORMAL SPEED)
Je kunt testen of een taart klaar is met bakken door een tandenstoker te gebruiken.
(NORMAL SPEED)
“You can test to see if a cake is done baking using a toothpick.”
(SLOW)
Je kunt testen of een taart klaar is met bakken door een tandenstoker te gebruiken.
WORD 4
(NORMAL SPEED)
schotel
(NORMAL SPEED)
“dish”
(NORMAL SPEED)
schotel
(SLOW)
schotel
(NORMAL SPEED)
“dish”
(NORMAL SPEED)
lichtblauwe schotel
(NORMAL SPEED)
“light-blue dish”
(SLOW)
lichtblauwe schotel
WORD 5
(NORMAL SPEED)
kop
(NORMAL SPEED)
“cup”
(NORMAL SPEED)
kop
(SLOW)
kop
(NORMAL SPEED)
“cup”
(NORMAL SPEED)
een kop hete cacao
(NORMAL SPEED)
“cup of hot cocoa”
(SLOW)
een kop hete cacao
WORD 6
(NORMAL SPEED)
drinkglas
(NORMAL SPEED)
“drinking glass”
(NORMAL SPEED)
drinkglas
(SLOW)
drinkglas
(NORMAL SPEED)
“drinking glass”
(NORMAL SPEED)
Het drinkglas is vol met water.
(NORMAL SPEED)
“The drinking glass is full of water.”
(SLOW)
Het drinkglas is vol met water.
WORD 7
(NORMAL SPEED)
koffiemok
(NORMAL SPEED)
“coffee mug”
(NORMAL SPEED)
koffiemok
(SLOW)
koffiemok
(NORMAL SPEED)
“coffee mug”
(NORMAL SPEED)
Drinken blijft langer warm in een goede koffiemok.
(NORMAL SPEED)
“Drinks stay hot longer in a good coffee mug.”
(SLOW)
Drinken blijft langer warm in een goede koffiemok.
WORD 8
(NORMAL SPEED)
theekop
(NORMAL SPEED)
“teacup”
(NORMAL SPEED)
theekop
(SLOW)
theekop
(NORMAL SPEED)
“teacup”
(NORMAL SPEED)
theekop en schotel
(NORMAL SPEED)
“teacup and saucer”
(SLOW)
theekop en schotel
WORD 9
(NORMAL SPEED)
kan
(NORMAL SPEED)
“pitcher”
(NORMAL SPEED)
kan
(SLOW)
kan
(NORMAL SPEED)
“pitcher”
(NORMAL SPEED)
In de zomer heb ik op mijn tafel altijd een kan ijsthee.
(NORMAL SPEED)
“In the summer a pitcher of iced tea is always on my table.”
(SLOW)
In de zomer heb ik op mijn tafel altijd een kan ijsthee.
WORD 10
(NORMAL SPEED)
theepot
(NORMAL SPEED)
“teapot”
(NORMAL SPEED)
theepot
(SLOW)
theepot
(NORMAL SPEED)
“teapot”
(NORMAL SPEED)
groene keramische theepot
(NORMAL SPEED)
“green ceramic teapot”
(SLOW)
groene keramische theepot
PRACTICE/REVIEW
Let’s review. Respond to the prompts by speaking aloud. First, you will hear a word or phrase in English. Respond in Dutch, then repeat after me, focusing on pronunciation.
Ready?
(Do you remember how to say “tuna?” Review 1)
(3)
(2)
(1)
tonijn
(1)
tonijn
(And how to say “ladle?” Review 2)
(3)
(2)
(1)
pollepel
(1)
pollepel
(What about “toothpick?” Review 3)
(3)
(2)
(1)
tandenstoker
(1)
tandenstoker
(Do you remember how to say “dish?” Review 4)
(3)
(2)
(1)
schotel
(1)
schotel
(Let’s try “cup!” Review 5)
(3)
(2)
(1)
kop
(1)
kop
(What about “drinking glass?” Review 6)
(3)
(2)
(1)
drinkglas
(1)
drinkglas
(Now, let’s see if you remember how to say “coffee mug!” Review 7)
(3)
(2)
(1)
koffiemok
(1)
koffiemok
(Another one! What about “teacup?” Review 8)
(3)
(2)
(1)
theekop
(1)
theekop
(Do you remember how to say “pitcher?” Review 9)
(3)
(2)
(1)
kan
(1)
kan
(And finally, do you remember how to say “teapot?” Review 10)
Оставляйте мусорное ведро около обочины каждый вторник, чтобы его опорожнили.
(Ostavlyayte musornoye vedro okolo obochiny kazhdyy vtornik, chtoby yego oporozhnili.)
(NORMAL SPEED)
“Put the garbage pail out by the curb every Tuesday to be emptied.”
(SLOW)
Оставляйте мусорное ведро около обочины каждый вторник, чтобы его опорожнили.
WORD 8
(NORMAL SPEED)
конверт
(konvert)
(NORMAL SPEED)
“envelope”
(NORMAL SPEED)
конверт
(SLOW)
конверт
(NORMAL SPEED)
envelope
(NORMAL SPEED)
красный конверт
(krasnyy konvert)
(NORMAL SPEED)
“red envelope”
(SLOW)
красный конверт
WORD 9
(NORMAL SPEED)
бумага
(bumaga)
(NORMAL SPEED)
“paper”
(NORMAL SPEED)
бумага
(SLOW)
бумага
(NORMAL SPEED)
paper
(NORMAL SPEED)
клочок бумаги
(klochok bumagi)
(NORMAL SPEED)
“piece of paper”
(SLOW)
клочок бумаги
WORD 10
(NORMAL SPEED)
обручиться
(obruchit’sya)
(NORMAL SPEED)
“engage”
(NORMAL SPEED)
обручиться
(SLOW)
обручиться
(NORMAL SPEED)
engage
(NORMAL SPEED)
Вы обручились? Мои поздравления!
(Vy obruchilis’? Moi pozdravleniya!)
(NORMAL SPEED)
“Are you engaged? Congratulations!”
(SLOW)
Вы обручились? Мои поздравления!
PRACTICE/REVIEW
Let’s review. Respond to the prompts by speaking aloud. First, you will hear a word or phrase in English. Respond in Russian, then repeat after me, focusing on pronunciation.
Ready?
(Do you remember how to say “saxophone?” Review 1)
(3)
(2)
(1)
саксофон
(1)
саксофон
(And how to say “drum?” Review 2)
(3)
(2)
(1)
барабан
(1)
барабан
(What about “harmonica?” Review 3)
(3)
(2)
(1)
губная гармошка
(1)
губная гармошка
(Do you remember how to say “room service?” Review 4)
(3)
(2)
(1)
обслуживание номеров
(1)
обслуживание номеров
(Let’s try “receipt!” Review 5)
(3)
(2)
(1)
чек
(1)
чек
(What about “Wi-Fi?” Review 6)
(3)
(2)
(1)
Wi-Fi
(1)
Wi-Fi
(Now, let’s see if you remember how to say “garbage pail!” Review 7)
(3)
(2)
(1)
мусорное ведро
(1)
мусорное ведро
(Another one! What about “envelope?” Review 8)
(3)
(2)
(1)
конверт
(1)
конверт
(Do you remember how to say “paper?” Review 9)
(3)
(2)
(1)
бумага
(1)
бумага
(And finally, do you remember how to say “engage?” Review 10)
When learning a new language, greetings are among the first phrases you’ll master. Knowing how to say “good morning” is essential for starting the day on the right foot. In Portuguese, whether you’re in Brazil, Portugal, or another Lusophone country, knowing how to greet people properly can make a huge difference in your interactions. In this blog post, we’ll explore not only how to say “good morning” in Portuguese but also the cultural nuances that come with it.
The direct translation of “good morning” in Portuguese is “bom dia”. Here’s a quick breakdown:
So, “bom dia” literally means “good day,” but it’s used exclusively in the morning, typically until noon or just after.
Pronunciation Tip:
“Bom” is pronounced like bõ, with a nasal sound.
“Dia” is pronounced jee-ah, with a soft d that almost sounds like j.
2. When to Use “Bom Dia”
In Portuguese-speaking cultures, “bom dia” is used to greet someone early in the day. You can use it in both formal and informal settings, whether you’re talking to a friend, a shopkeeper, or even a stranger in passing. Brazilians, in particular, are known for their friendliness and are likely to greet you with a cheerful “bom dia” whenever you meet in the morning.
Using “bom dia” is polite and expected in most social interactions. Even in a professional setting, it’s common to greet your coworkers or clients with a “bom dia” when you arrive in the morning.
3. Beyond “Bom Dia”: Other Morning Greetings
If you’re feeling a bit more creative or want to expand your vocabulary, there are a few variations and alternatives to “bom dia” that you can use:
“Tenha um bom dia” – This means “Have a good day.” It’s a slightly more formal or complete version of “bom dia.”
“Bom dia, tudo bem?” – A friendly way to say “Good morning, how are you?” It’s common to add a little extra to your greeting, especially in Brazil, where people enjoy small talk.
“Um ótimo dia para você” – This translates to “A great day for you.” It’s a warm and friendly wish for someone to have a really good day.
4. Cultural Context: Morning Greetings in Brazil
In Brazil, greeting someone with “bom dia” goes beyond mere words; it’s an important part of daily social interactions. Brazilians are generally warm and hospitable, and starting the day with a smile and a “bom dia” is seen as a way to foster good relationships. Whether you’re grabbing coffee at a local café or entering an office building, saying “bom dia” sets a positive tone for the rest of your encounter.
Unlike in some cultures where people may skip morning greetings altogether, Brazilians make a point of greeting everyone they meet, even in passing. So, if you’re living in or visiting Brazil, be ready to exchange a lot of “bom dias”!
5. Morning Greetings in Portugal and Other Lusophone Countries
While the phrase “bom dia” is universal across Portuguese-speaking countries, the way it’s used can vary slightly from country to country. In Portugal, for example, people tend to be a bit more reserved, but greeting someone with “bom dia” is still considered polite and appropriate. In Angola, Mozambique, and other Portuguese-speaking countries, the same rule applies—greetings are important, and starting the day with “bom dia” is essential.
6. Conclusion: The Power of “Bom Dia”
Mastering greetings like “bom dia” is a crucial step in your Portuguese learning journey. Not only does it help you communicate effectively, but it also allows you to connect with people on a more personal level. Whether you’re in Brazil, Portugal, or another Lusophone country, a friendly “bom dia” can go a long way in making a great first impression.
So, the next time you find yourself in a Portuguese-speaking environment, don’t hesitate to start the day with a cheerful “bom dia!” It’s simple, yet powerful, and a key to embracing the warmth and friendliness of the Portuguese language.
Caminhos Language Centre is the largest and most exciting Portuguese school in Rio de Janeiro, Brazil. We have an excellent infrastructure, over 15 experienced Brazilian teachers, and a friendly multilingual support staff. We are the only school in Brazil able to offer Portuguese group courses throughout the year on10 different levels. Moreover, our school also offers more than just Portuguese lessons for foreigners, we offer you the complete Rio de Janeiro experience. Every day we organize 100% free and fun activities for you to socialize and practice your Portuguese. We can also help you with a student visa for Brazil and accommodation in Rio de Janeiro. Follow us onInstagram for some Portuguese tips and news.
Learning Italian is not just about memorizing words and grammar: it’s also about understanding the cultural nuances, the Italian dialects, and regional differences that shape the language.
One interesting example is how Italians express the concept of “skipping school”. While in English this expression is quite consistent, in Italian there are multiple ways to say it, depending on the region or area.
The Standard Expression: “Marinare la scuola”
The most commonly recognized phrase for “skipping school” across Italy is marinare la scuola. This expression is very versatile, meaning you can use it in various settings, from casual conversations to written language.
However, some native speakers, including myself, find marinare la scuola somewhat old-fashioned. This is probably why each region, and sometimes even each area within each region, have different way to express this concept.
A Dive into Regional Expressions
As I mentioned, there are different regional alternatives to express the traditional concept of marinare la scuola. Here, I will list some of these examples, based on my personal experience and that of close friends or colleagues.
Notice that, although I will translate some of the words belonging to these expressions, their literal translation does not really play a role for the meaning of these idiomatic expressions.
Napoli: fare filone The word filone literally means a “long loaf of bread”, but here, of course, it is used with a different meaning.
Roma: andare a sega While sega literally means “saw”, it is often used with a quite vulgar meaning.
Toscana: fare forca Forca means “pitchfork”.
Veneto: bruciare The verb bruciare literally means “to burn”. This expression conveys a rebellious tone.
Emilia Romagna: fare fuga The word fuga means “escape”. Sometimes, you can also find the expression fare buco, which translates to “make a hole”, where the “hole” metaphorically represents a gap in one’s school attendance.
Lombardia: balzare scuola The verb balzare is the dialectal counterpart of saltare (to jump). This is a more modern expression, but a couple of decades ago people used to say bigiare, with the same meaning of today’s balzare.
Piemonte: tagliare The verb tagliare means “to cut”.
Synonyms and Slang
Italian is a language full of synonyms and slang, and “skipping school” is no exception. Depending on where you are in Italy—or even which generation you’re speaking to—you might hear a wide range of terms.
For instance: bucare, schissare, fare forca, scavallare, far cavalletta, brasare, cabottare, salare, and many more. Do you want to know something fun? I do not know these terms at all!
These variations provide valuable insights into Italy’s cultural diversity. For example, some terms may indicate a more urban slang from younger generations, while others might be deeply rooted in a specific regional dialect.
Welcome to the 2000 Core Dutch Words and Phrases video series!
Each lesson will help you learn new words, practice, and review what you’ve learned.
Ok! Let’s get started! First is…
WORD 1
(NORMAL SPEED)
tussendoortje
(NORMAL SPEED)
“snack”
(NORMAL SPEED)
tussendoortje
(SLOW)
tussendoortje
(NORMAL SPEED)
“snack”
(NORMAL SPEED)
nachtelijk tussendoortje
(NORMAL SPEED)
“midnight snack”
(SLOW)
nachtelijk tussendoortje
WORD 2
(NORMAL SPEED)
nachtelijk tussendoortje
(NORMAL SPEED)
“midnight snack”
(NORMAL SPEED)
nachtelijk tussendoortje
(SLOW)
nachtelijk tussendoortje
(NORMAL SPEED)
“midnight snack”
(NORMAL SPEED)
Nachtelijke tussendoortjes moeten licht zijn zodat ze je niet wakker houden.
(NORMAL SPEED)
“Midnight snacks need to be light, so they don’t keep you awake.”
(SLOW)
Nachtelijke tussendoortjes moeten licht zijn zodat ze je niet wakker houden.
WORD 3
(NORMAL SPEED)
vol zitten
(NORMAL SPEED)
“full”
(NORMAL SPEED)
vol zitten
(SLOW)
vol zitten
(NORMAL SPEED)
“full”
(NORMAL SPEED)
volledig vol zitten
(NORMAL SPEED)
“completely full”
(SLOW)
volledig vol zitten
WORD 4
(NORMAL SPEED)
toetje
(NORMAL SPEED)
“dessert”
(NORMAL SPEED)
toetje
(SLOW)
toetje
(NORMAL SPEED)
“dessert”
(NORMAL SPEED)
We eten bij ons thuis elke zondagavond taart als toetje.
(NORMAL SPEED)
“We eat cake at my house every Sunday night for dessert.”
(SLOW)
We eten bij ons thuis elke zondagavond taart als toetje.
WORD 5
(NORMAL SPEED)
gangen maaltijd
(NORMAL SPEED)
“course meal”
(NORMAL SPEED)
gangen maaltijd
(SLOW)
gangen maaltijd
(NORMAL SPEED)
“course meal”
(NORMAL SPEED)
5-gangen maaltijd
(NORMAL SPEED)
“five course meal”
(SLOW)
5-gangen maaltijd
WORD 6
(NORMAL SPEED)
buffet
(NORMAL SPEED)
“buffet”
(NORMAL SPEED)
buffet
(SLOW)
buffet
(NORMAL SPEED)
“buffet”
(NORMAL SPEED)
Bij een buffet kun je uitkiezen wat je wilt eten.
(NORMAL SPEED)
“At a buffet you can pick only what you want to eat.”
(SLOW)
Bij een buffet kun je uitkiezen wat je wilt eten.
WORD 7
(NORMAL SPEED)
onbeperkt eten
(NORMAL SPEED)
“all-you-can-eat”
(NORMAL SPEED)
onbeperkt eten
(SLOW)
onbeperkt eten
(NORMAL SPEED)
“all-you-can-eat”
(NORMAL SPEED)
Ik prop me altijd vol bij restaurants waar je onbeperkt kunt eten.
(NORMAL SPEED)
“I always stuff myself at the all-you-can-eat restaurant.”
(SLOW)
Ik prop me altijd vol bij restaurants waar je onbeperkt kunt eten.
WORD 8
(NORMAL SPEED)
noot
(NORMAL SPEED)
“nut”
(NORMAL SPEED)
noot
(SLOW)
noot
(NORMAL SPEED)
“nut”
(NORMAL SPEED)
De eekhoorn is een noot aan het eten.
(NORMAL SPEED)
“The squirrel is eating a nut.”
(SLOW)
De eekhoorn is een noot aan het eten.
WORD 9
(NORMAL SPEED)
pinda
(NORMAL SPEED)
“peanut”
(NORMAL SPEED)
pinda
(SLOW)
pinda
(NORMAL SPEED)
“peanut”
(NORMAL SPEED)
Veel kinderen en volwassenen zijn allergisch voor pinda`s.
(NORMAL SPEED)
“Many children and adults are allergic to peanuts.”
(SLOW)
Veel kinderen en volwassenen zijn allergisch voor pinda`s.
WORD 10
(NORMAL SPEED)
cashewnoot
(NORMAL SPEED)
“cashew nut”
(NORMAL SPEED)
cashewnoot
(SLOW)
cashewnoot
(NORMAL SPEED)
“cashew nut”
(NORMAL SPEED)
Ik hou van in honing geroosterde en gezouten cashewnoten.
(NORMAL SPEED)
“I love to eat honey roasted and salted cashew nuts.”
(SLOW)
Ik hou van in honing geroosterde en gezouten cashewnoten.
PRACTICE/REVIEW
Let’s review. Respond to the prompts by speaking aloud. First, you will hear a word or phrase in English. Respond in Dutch, then repeat after me, focusing on pronunciation.
Ready?
(Do you remember how to say “snack?” Review 1)
(3)
(2)
(1)
tussendoortje
(1)
tussendoortje
(And how to say “midnight snack?” Review 2)
(3)
(2)
(1)
nachtelijk tussendoortje
(1)
nachtelijk tussendoortje
(What about “full?” Review 3)
(3)
(2)
(1)
vol zitten
(1)
vol zitten
(Do you remember how to say “dessert?” Review 4)
(3)
(2)
(1)
toetje
(1)
toetje
(Let’s try “course meal!” Review 5)
(3)
(2)
(1)
gangen maaltijd
(1)
gangen maaltijd
(What about “buffet?” Review 6)
(3)
(2)
(1)
buffet
(1)
buffet
(Now, let’s see if you remember how to say “all-you-can-eat!” Review 7)
(3)
(2)
(1)
onbeperkt eten
(1)
onbeperkt eten
(Another one! What about “nut?” Review 8)
(3)
(2)
(1)
noot
(1)
noot
(Do you remember how to say “peanut?” Review 9)
(3)
(2)
(1)
pinda
(1)
pinda
(And finally, do you remember how to say “cashew nut?” Review 10)
Welcome to the 2000 Core Dutch Words and Phrases video series!
Each lesson will help you learn new words, practice, and review what you’ve learned.
Ok! Let’s get started! First is…
WORD 1
(NORMAL SPEED)
gerst
(NORMAL SPEED)
“barley”
(NORMAL SPEED)
gerst
(SLOW)
gerst
(NORMAL SPEED)
“barley”
(NORMAL SPEED)
Gerst wordt voor van alles gebruikt, van gezonde voeding tot bier en whisky.
(NORMAL SPEED)
“Barley is used for everything from health food to beer and whiskey.”
(SLOW)
Gerst wordt voor van alles gebruikt, van gezonde voeding tot bier en whisky.
WORD 2
(NORMAL SPEED)
vlees
(NORMAL SPEED)
“meat”
(NORMAL SPEED)
vlees
(SLOW)
vlees
(NORMAL SPEED)
“meat”
(NORMAL SPEED)
vlees fijnhakken
(NORMAL SPEED)
“chopping meat”
(SLOW)
vlees fijnhakken
WORD 3
(NORMAL SPEED)
zoetigheid
(NORMAL SPEED)
“sweets”
(NORMAL SPEED)
zoetigheid
(SLOW)
zoetigheid
(NORMAL SPEED)
“sweets”
(NORMAL SPEED)
Ik houd van zoetigheid, vooral chocolade.
(NORMAL SPEED)
“I like sweets, chocolate in particular.”
(SLOW)
Ik houd van zoetigheid, vooral chocolade.
WORD 4
(NORMAL SPEED)
snoep
(NORMAL SPEED)
“candy”
(NORMAL SPEED)
snoep
(SLOW)
snoep
(NORMAL SPEED)
“candy”
(NORMAL SPEED)
Op de verjaardag van mijn dochter hebben we een piñata gevuld met snoep.
(NORMAL SPEED)
“We are having a piñata filled with candy at my daughter’s birthday party.”
(SLOW)
Op de verjaardag van mijn dochter hebben we een piñata gevuld met snoep.
WORD 5
(NORMAL SPEED)
grapefruit
(NORMAL SPEED)
“grapefruit”
(NORMAL SPEED)
grapefruit
(SLOW)
grapefruit
(NORMAL SPEED)
“grapefruit”
(NORMAL SPEED)
Mijn moeder at altijd een halve grapefruit bij het ontbijt.
(NORMAL SPEED)
“My mother always ate half of a grapefruit at breakfast.”
(SLOW)
Mijn moeder at altijd een halve grapefruit bij het ontbijt.
WORD 6
(NORMAL SPEED)
veenbes
(NORMAL SPEED)
“cranberry”
(NORMAL SPEED)
veenbes
(SLOW)
veenbes
(NORMAL SPEED)
“cranberry”
(NORMAL SPEED)
gedroogde veenbes
(NORMAL SPEED)
“dried cranberry”
(SLOW)
gedroogde veenbes
WORD 7
(NORMAL SPEED)
gember
(NORMAL SPEED)
“ginger”
(NORMAL SPEED)
gember
(SLOW)
gember
(NORMAL SPEED)
“ginger”
(NORMAL SPEED)
De specerij gember wordt gebruikt bij het koken en als medicijn.
(NORMAL SPEED)
“The spice ginger is used for cooking and medicine.”
(SLOW)
De specerij gember wordt gebruikt bij het koken en als medicijn.
WORD 8
(NORMAL SPEED)
olijfolie
(NORMAL SPEED)
“olive oil”
(NORMAL SPEED)
olijfolie
(SLOW)
olijfolie
(NORMAL SPEED)
“olive oil”
(NORMAL SPEED)
olijfolie in een pot
(NORMAL SPEED)
“olive oil in a jar”
(SLOW)
olijfolie in een pot
WORD 9
(NORMAL SPEED)
kruid
(NORMAL SPEED)
“spice”
(NORMAL SPEED)
kruid
(SLOW)
kruid
(NORMAL SPEED)
“spice”
(NORMAL SPEED)
Kruiden en smaakmakers staan in gangpad zes.
(NORMAL SPEED)
“Spices and seasonings are on aisle six.”
(SLOW)
Kruiden en smaakmakers staan in gangpad zes.
WORD 10
(NORMAL SPEED)
saus
(NORMAL SPEED)
“sauce”
(NORMAL SPEED)
saus
(SLOW)
saus
(NORMAL SPEED)
“sauce”
(NORMAL SPEED)
Waar is de saus?
(NORMAL SPEED)
“Where is the sauce?”
(SLOW)
Waar is de saus?
PRACTICE/REVIEW
Let’s review. Respond to the prompts by speaking aloud. First, you will hear a word or phrase in English. Respond in Dutch, then repeat after me, focusing on pronunciation.
Ready?
(Do you remember how to say “barley?” Review 1)
(3)
(2)
(1)
gerst
(1)
gerst
(And how to say “meat?” Review 2)
(3)
(2)
(1)
vlees
(1)
vlees
(What about “sweets?” Review 3)
(3)
(2)
(1)
zoetigheid
(1)
zoetigheid
(Do you remember how to say “candy?” Review 4)
(3)
(2)
(1)
snoep
(1)
snoep
(Let’s try “grapefruit!” Review 5)
(3)
(2)
(1)
grapefruit
(1)
grapefruit
(What about “cranberry?” Review 6)
(3)
(2)
(1)
veenbes
(1)
veenbes
(Now, let’s see if you remember how to say “ginger!” Review 7)
(3)
(2)
(1)
gember
(1)
gember
(Another one! What about “olive oil?” Review 8)
(3)
(2)
(1)
olijfolie
(1)
olijfolie
(Do you remember how to say “spice?” Review 9)
(3)
(2)
(1)
kruid
(1)
kruid
(And finally, do you remember how to say “sauce?” Review 10)
Welcome to the 2000 Core Dutch Words and Phrases video series!
Each lesson will help you learn new words, practice, and review what you’ve learned.
Ok! Let’s get started! First is…
WORD 1
(NORMAL SPEED)
plantaardige olie
(NORMAL SPEED)
“vegetable oil”
(NORMAL SPEED)
plantaardige olie
(SLOW)
plantaardige olie
(NORMAL SPEED)
“vegetable oil”
(NORMAL SPEED)
Het eten smaakt lichter wanneer je plantaardige olie gebruikt in plaats van vet.
(NORMAL SPEED)
“Using vegetable oil instead of lard makes food taste lighter.”
(SLOW)
Het eten smaakt lichter wanneer je plantaardige olie gebruikt in plaats van vet.
WORD 2
(NORMAL SPEED)
sesamolie
(NORMAL SPEED)
“sesame oil”
(NORMAL SPEED)
sesamolie
(SLOW)
sesamolie
(NORMAL SPEED)
“sesame oil”
(NORMAL SPEED)
Sesamolie is perfect voor het roerbakken van vlees en groenten.
(NORMAL SPEED)
“Sesame oil is perfect for stir-frying of meats and vegetables.”
(SLOW)
Sesamolie is perfect voor het roerbakken van vlees en groenten.
WORD 3
(NORMAL SPEED)
ingrediënt
(NORMAL SPEED)
“ingredient”
(NORMAL SPEED)
ingrediënt
(SLOW)
ingrediënt
(NORMAL SPEED)
“ingredient”
(NORMAL SPEED)
Een belangrijk onderdeel van ieder recept is het gebruik van verse ingrediënten.
(NORMAL SPEED)
“Using fresh ingredients is an important part of any recipe.”
(SLOW)
Een belangrijk onderdeel van ieder recept is het gebruik van verse ingrediënten.
WORD 4
(NORMAL SPEED)
meel
(NORMAL SPEED)
“flour”
(NORMAL SPEED)
meel
(SLOW)
meel
(NORMAL SPEED)
“flour”
(NORMAL SPEED)
Je moet het meel met water mengen.
(NORMAL SPEED)
“You need to mix the flour with water.”
(SLOW)
Je moet het meel met water mengen.
WORD 5
(NORMAL SPEED)
bakolie
(NORMAL SPEED)
“cooking oil”
(NORMAL SPEED)
bakolie
(SLOW)
bakolie
(NORMAL SPEED)
“cooking oil”
(NORMAL SPEED)
plantaardige bakolie
(NORMAL SPEED)
“vegetable cooking oil”
(SLOW)
plantaardige bakolie
WORD 6
(NORMAL SPEED)
lunch
(NORMAL SPEED)
“lunch”
(NORMAL SPEED)
lunch
(SLOW)
lunch
(NORMAL SPEED)
“lunch”
(NORMAL SPEED)
Een stevige lunch maakt je ‘s middags slaperig.
(NORMAL SPEED)
“A big lunch will make you sleepy in the afternoon.”
(SLOW)
Een stevige lunch maakt je ‘s middags slaperig.
WORD 7
(NORMAL SPEED)
avondeten
(NORMAL SPEED)
“dinner”
(NORMAL SPEED)
avondeten
(SLOW)
avondeten
(NORMAL SPEED)
“dinner”
(NORMAL SPEED)
De familie is avondeten aan het eten.
(NORMAL SPEED)
“The family is eating dinner.”
(SLOW)
De familie is avondeten aan het eten.
WORD 8
(NORMAL SPEED)
voorgerecht
(NORMAL SPEED)
“appetizer”
(NORMAL SPEED)
voorgerecht
(SLOW)
voorgerecht
(NORMAL SPEED)
“appetizer”
(NORMAL SPEED)
bord voor voorgerecht
(NORMAL SPEED)
“appetizer plate”
(SLOW)
bord voor voorgerecht
WORD 9
(NORMAL SPEED)
hoofdgerecht
(NORMAL SPEED)
“main course”
(NORMAL SPEED)
hoofdgerecht
(SLOW)
hoofdgerecht
(NORMAL SPEED)
“main course”
(NORMAL SPEED)
rundvlees als hoofdgerecht
(NORMAL SPEED)
“beef for the main course”
(SLOW)
rundvlees als hoofdgerecht
WORD 10
(NORMAL SPEED)
thuis koken
(NORMAL SPEED)
“home cooking”
(NORMAL SPEED)
thuis koken
(SLOW)
thuis koken
(NORMAL SPEED)
“home cooking”
(NORMAL SPEED)
Ik mis het thuis koken van mijn vrouw het meest wanneer ik op reis ben.
(NORMAL SPEED)
“When I travel, what I miss most is my wife’s homecooking.”
(SLOW)
Ik mis het thuis koken van mijn vrouw het meest wanneer ik op reis ben.
PRACTICE/REVIEW
Let’s review. Respond to the prompts by speaking aloud. First, you will hear a word or phrase in English. Respond in Dutch, then repeat after me, focusing on pronunciation.
Ready?
(Do you remember how to say “vegetable oil?” Review 1)
(3)
(2)
(1)
plantaardige olie
(1)
plantaardige olie
(And how to say “sesame oil?” Review 2)
(3)
(2)
(1)
sesamolie
(1)
sesamolie
(What about “ingredient?” Review 3)
(3)
(2)
(1)
ingrediënt
(1)
ingrediënt
(Do you remember how to say “flour?” Review 4)
(3)
(2)
(1)
meel
(1)
meel
(Let’s try “cooking oil!” Review 5)
(3)
(2)
(1)
bakolie
(1)
bakolie
(What about “lunch?” Review 6)
(3)
(2)
(1)
lunch
(1)
lunch
(Now, let’s see if you remember how to say “dinner!” Review 7)
(3)
(2)
(1)
avondeten
(1)
avondeten
(Another one! What about “appetizer?” Review 8)
(3)
(2)
(1)
voorgerecht
(1)
voorgerecht
(Do you remember how to say “main course?” Review 9)
(3)
(2)
(1)
hoofdgerecht
(1)
hoofdgerecht
(And finally, do you remember how to say “home cooking?” Review 10)
2. When to Use “Bom Dia”